Eerste zinnen: Het doden van een mens

Al zou slechts de helft van wat Guus Kuijer in Het doden van een mens beschrijft waar zijn, dan nog is Johannes Calvijn een godlasterende ketter die zijn mensonterende interpretatie van de bijbel als een goddelijk geïnspireerd dogma en onfeilbare openbaring met geweld aan de man bracht, een gewetenloze lompe hork zonder enige blijk van compassie, een verraderlijk sujet waar zelfs Judas nog wat van zou kunnen leren, en, laten we het netjes houden, buitengewoon onaangenaam persoon.

Dit land dankt zoveel aan Calvijn, schrijft premier Balkenende in Trouw, waarna hij hem uitgebreid de loftrompet steekt: Calvijns gedachtegoed blijft relevant en actueel. Tijdens zijn toespraak op de Calvijnherdenking in Dordrecht noemt Balkenende Calvijn een man met hoogstaande ethische en morele principes.

Laat me niet lachen. Intolerantie, onderdrukking en vervolging, dat zijn de dingen waar Calvijn groot mee is geworden. Hij verbood de katholieke mis in Genève, noemde joden de “allerheftigste vijanden van Christus zelf”, was zeker niet open en tolerant jegens alles wat op kritiek op zijn gezag en gedachtegoed gezien kon worden, en zijn theologie is zonder meer zwartgallig te noemen:

Calvijn had een meedogenloze God bedacht die Zijn Zoon had laten doodmartelen aan een kruis, niet om alle mensen te verlossen, maar alleen Gods uitverkorenen. Geloven alleen was niet voldoende, wanneer je niet tot de uitverkorenen behoorde, was je verdoemd. Anderzijds was je als uitverkorene onkwetsbaar voor de verleidingen van Satan, omdat je al vanaf de eeuwigheid af aan voorbestemd was om gered te worden.

Waarom Calvijn in Michael Servet, wiens levensloop als rode draad door dit boek loopt, een grote bedreiging voor die uitverkorenen zag, is vanuit dit Godsbeeld dan ook niet te begrijpen. Servet ontkende de goddelijke drie-eenheid en de kinderdoop, omdat dit dogma simpelweg nergens in de bijbel voorkomt, en voerde hierover een lange briefwisseling met Calvijn. Ergens moet dit kwaad bloed hebben gezet, want in 1547 laat Calvijn zich in een brief aan een vriend ontvallen dat wanneer hij hier komt, als mijn gezag ook maar iets waard is, zal ik niet toestaan dat hij levend vertrekt.

Nog een fijn staaltje hoogstaande ethiek van Calvijn: hij heeft een hand gehad in de arrestatie van Servet door de Franse Inquisitie. Iemand verlinken omdat je het niet zijn bijbelse interpretatie eens bent, dat heeft niets met hoogstaande ethische en morele principes te maken. Vooral niet als je weet dat diezelfde Inquisitie met het grootst mogelijke genoegen Calvijn naast Servet op hetzelfde lage vuurtje te zetten. Maar goed, Servet wist uit Frankrijk te ontsnappen, en werd daar bij verstek veroordeeld. Op weg naar Italië liep hij in 1553 in Genève tegen de lamp, recht onder de neus van Calvijn. Er volgde iets wat met geen mogelijk een eerlijk proces kan worden genoemd, en, zoals zes jaar eerder voorspeld, eindigt Servet op de brandstapel. Nee, fijne man, die Johannes Calvijn. Lichtend voorbeeld. Nu zul je wellicht denken, die verbranding van ketters, moet je dat niet in het tijdsbeeld zien? In de 16e eeuw waren brandstapels in Europa schering en inslag. Dat is natuurlijk een kul argument: als iedereen het doet, dan is het opeens prima. Ook al zegt een van de tien geboden dat gij niet zult doden. En daarbij, Calvijn had ook boter op zijn hoofd: in 1542 had hij zelf de verbranding van ketters in Genève verboden.

Kuijer’s boek houd het midden tussen een biografie, geschiedverhaal en betoog voor tolerantie waarin aan de hand van Servet’s leven een beeld van de godsdiensttwisten in de 16e eeuw geschetst wordt. Leuke kost voor wie in dit Calvijnjubeljaar wat anders dan de Calvijnhosanna van Balkenende wil.

Gelezen boek
Guus Kuijer — Het doden van een mens
Eerste zin
Het doden van een mens is niet het verdedigen van een doctrine, het is het doden van een mens, schreef Sebastian Castellio in 1553.