Een lijstje maken met veertig boeken om voor je veertigste verjaardag te lezen klinkt makkelijker dan het is. Nu heb ik het geluk dat ik nog geen veertig ben, dat scheelt minimaal de helft, maar dan nog: ik vond het een pokkenwerk. De richtlijnen die ik mezelf opgelegd waren eenvoudig: 1) geen werk van auteurs waar ik al eens wat van gelezen heb, en 2) als het even kan, klassiekers in genres waar ik niet zo thuis in ben. Want het moet natuurlijk wel interessant blijven.
Hoewel ik veel lees, lees ik verdacht weinig Nederlandstalige boeken. Laat staan Nederlandstalige fictie. En klassiekers in dat genre zijn er genoeg, dus kwam er voor mijn doen veel Nederlands op de lijst. W.F. Hermans, Ferdinand Bordewijk, Gerard Reve, Nescio—menigeen zal ze kennen van de boekenlijst op de middelbare school. Maar ik zo de pest in het verplicht moeten lezen dat ik er alles er aan deed er zo makkelijk mogelijk vanaf te komen. Om vijftien jaar later er toch alsnog aan te beginnen. Omdat het kan.
Nescio’s verhalen De uitvreter en Titaantjes zijn al sinds jaar en dag aan elkaar gekoppeld, en staan vooral op de lijst vanwege hun openingszinnen. Later werd aan deze bundel ook de novelle Dichtertje en een serie schetsen onder de titel Mene tekel toegevoegd. Verhaaltechnisch doet het me allemaal niet veel, maar taalkundig gezien is het genieten.
- Boek
- Nescio — De uitvreter
- Eerste zin
- Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.
- Boek
- Nescio — Titaantjes
- Eerste zin
- Jongens waren we — maar aardige jongens. Al zeg ik ‘t zelf.